Brabantse streekdracht

8 Januari 2016

Renate van de Weijer heeft stalenboeken uit de bibliotheek onderzocht en daarin textiel ontdekt dat  waarschijnlijk gebruikt is voor streekdracht. In de lezing Over krijtstrepen en identiteit : Beelden, zelfbeelden, museale representaties en nieuwe ontwerpen in 200 jaar Noord-Brabant op de Dag van de Brabantse volkscultuur van Erfgoed Brabant presenteerde ze haar bevindingen. Hieronder een bewerking van het gedeelte van de lezing over de Tilburgse stalenboeken.

Gestreepte rokken

Eind 19de eeuw droegen vrouwen in Brabant rokken in donkere kleuren met smalle strepen of bijna effen. Oude, gestreepte rokken zijn gevonden in een verkleedkist voor carnaval die in Weert. De rokken bevinden zich nu in Museum Van Horne in Weert.

De oudste rok is van een dicht geweven wollen, effen rode stof die is opgeruwd. Deze rok is gedateerd op ongeveer 1830. De rok breed staat breed uit door een oprijgsel, zoals in die tijd modern was in stadse, Biedermeierachtige mode.

In de kist zaten ook gestreepte rokken uit omstreeks dezelfde periode tot het midden van de 19de eeuw. De meerkleurig geweven streepmotieven werden in de breedte worden gedragen. Streeppatronen die veel in Zuidnederlandse streekdrachtrokken voorkomen in de periode 1860-1890 bevatten twee kleuren. Het patroon bestond uit 4 draden rood, 4 blauw, 4 rood, 18 blauw, 18 rood, 4 blauw, 2 rood, 4 blauw, 18 rood, 18 blauw en dan weer opnieuw. Het kon ook gaan om meer ingewikkelde patronen met meer kleuren en ook met meer materialen.

De ‘ketting’ van de stof (in weverstermen) die op het getouw was aangebracht bestond meestal uit wol. Dit materiaal was enigszins rekbaar en relatief gemakkelijk te bewerken. Voordat de wollen draden werden opgespannen werden ze gelijmd om ze gladder te maken en om breuk te voorkomen. De ‘inslag’ kon van wol zijn, maar ook van hennep. Dat materiaal was bij elke boerderij in noordoost Brabant te vinden tot in het midden van de 19de eeuw. Het werd gebruikt voor touw en voor weefsels. Het is stugger, niet rekbaar.

Naast de rode en de gestreepte rok bevatte de verkleedkist enkele rokken met meer ingewikkeld patronen waarbij soms draden hennep zijn meegeweven met de wollen inslagdraad. Het zorgde voor reliëf in de stof (doordat er twee draden werden geweven in plaats van één) en ook voor meer kleur in de stof.

Kleding was in die tijd een rijk bezit. In notariële inventarissen van persoonlijke bezittingen (opgemaakt na overlijden) vormde de post kleding en textiel in de 19de eeuw een belangrijk deel de rijkdom van de gemiddelde Nederlander.  Aan deze patronen en rokken is dit goed te zien. Een geweven rok werd vaak een hele generatie lang gedragen, aanvankelijk als bovenrok, later als onderrok. Kleding gaf men daarnaast van generatie op generatie door of men verkocht het, eventueel na overlijden.

Stalenboeken

Renate van de Wijer bestuurdeerde in de bibliotheek in stalenboeken of weefboeken van weverij A.F.J. Schijns in Tilburg, van Pieter van Dooren uit 1884 en van Mommers uit het einde van de 19e eeuw. De stalenboeken bevatten veel staaltjes van donkere stoffen, zowel van machinale als van eenvoudige, thuis geweven stoffen. Het Weefboek firma A.F.J. Schijns gesticht 27 juni 1874 te Tilburg (waarschijnlijk uit 1900) bevat veel stoffen die gediend kunnen hebben als kledingstof: voor jakken en rokken. Opvallend zijn de weefsels met ophogingen. Kennelijk waren stoffen met relief nog steeds gewild.

De boeken van Van Dooren bevatten lijsten van bestellingen van mensen uit andere streken in Nederland, zoals Groningen. De gestreept geweven rokken zijn niet uniek voor Zuid-Nederland maar komen in veel gebieden in Nederland voor, zoals ook in het oosten en noorden van Nederland. De kopers van de stoffen woonden dus niet perse in Zuid-Nederland, maar hier zijn de stoffen ook gebruikt. Dit betekent dat in ieder geval vanaf 1870 stoffen op bestelling vanuit andere regio’s in Nederland in Tilburg werden geweven. Ook in stalenboeken van de firma Van den Acker in Gemert komen gestreepte geweven stof uit de 19de eeuw voor.

Op basis van dit onderzoek naar kleding en stalenboeken in Brabantse en Limburgse musea en archieven, blijkt dat  dat de gravure van L. Portman en Evert Maaskamp een realistisch beeld geeft van Brabantse streekdracht.

Renate van de Weijer is cultuurhistoricus. Eerder werkte zij in het Openlucht Museum in Arnhem, waar veel Nederlandse streekdracht wordt bewaard. Zij heeft daar onder meer gewerkt aan de presentatie Tilburgse arbeidershuizen.

Afbeelding 1: Klederdrachtprent uit: Nederlandsche Kleederdragten, naar de natuur geteekend door / Valentijn Bing en Braet von Ueberfeldt. = Costumes des Pays-Bas, Dessinés d' après nature par V. Bing et Braet von Ueberfeldt. – Amsterdam, Frans Buffa en Zonen, [1850-]1857. Nederlands Openluchtmuseum

Afbeelding 2: Peelrok, Noord-Brabant, [K.322-55], Streekdrachten in Nederland, Nederlands Openluchtmuseum

Afbeelding 3 & 4: [Weefboek firma A.F.J. Schijns gesticht 27 juni 1874 te Tilburg]. – [s.l.] : [s.n.], [1900], bibliotheek TextielMuseum

Overzichtafbeelding: Brabantse boer en boerin, Ludwig Gottlieb Portman, Jacques Kuyper, Evert Maaskamp, 1803 – 1807, Rijksmuseum

Headerafbeelding: Aquarel gemaakt voor plaat XLVIII van: Nederlandsche kleederdragten, naar de natuur geteekend = costumes des Pays-Bas, dessinés d'après nature / door Valentijn Bing en [Jan] Braet von Ueberfeldt. – Amsterdam : [s.n.], 1857. Nederlands Openluchtmuseum

Jantiene van Elk